Het brede grondstuk van dit huis zal in de 16de eeuw uit twee smallere percelen bestaan hebben, waarvan het linker bebouwd was. Dit huis kwam in 1572 in bezit van Barbara Bacx, de weduwe van de invloedrijke mr. Jacob van Proenining van Deventer. Het naastgelegen onbebouwde erf kwam in het begin van de 17de eeuw aan het klooster. Mogelijk was dit ook het geval met het bebouwde deel. In 1641 kwam het geconfisqueerde klooster in bezit van Frans Blom en Johan Gans. Bij de verdeling van hun erfenissen in 1653 blijkt het huis bewoond te zijn door pensionaris Berensteyn. Er wordt dan melding gemaakt van een 'saeltgen off kamerken, staende over het water van de Diese,.... voor een gedeelte is betimmert'. Dit stond vermoedelijk ter plekke van het nog aanwezige terras aan de zijkant van het pand. Het huidige huis dateert uit de late 18de eeuw. Bij de restauratie in 1963 zijn oudere fundamenten aangetroffen, waaruit valt af te leiden dat er inderdaad twee smallere huizen gestaan hebben. Deze stonden aan de linker (noord)zijde van het perceel. Het gedeelte dat aan de Binnendieze en de Abtsbrug grenst, zal het eerder vermelde onbebouwde erf zijn geweest. De twee voorgangers lijken niet onderkelderd te zijn geweest. Mogelijk dateren ze uit de 15de eeuw. De linker zijmuur was oorspronkelijk vrijstaand en is pas bij een latere verbouwing, waarschijnlijk omstreeks 1800 gesloopt. Bij deze verbouwing zijn de nieuwe balklagen in de zijmuur van het buurpand nummer 3 opgelegd. Het huis grensde aan de achterzijde aan de eerste stadsmuur. Deze is als zijmuur van de aangrenzende vleugel van het Minderbroedersklooster benut. In de muur zijn doorgangen aangebracht, die waarschijnlijk nog uit de laatste jaren van het klooster dateren. Helaas is het grote kloostergebouw in het midden van de jaren zestig, zonder bouwhistorische documentatie gesloopt. Tot het goed behoorde vanaf de 17de eeuw ook het grote onbebouwde terrein dat tot aan de Dode Nieuwstraat doorliep. | 443 |
A.J.A. v. Lanschot626. Neven dit huis is een uitbouw in de diest, vroeger met zware houtconstructie betimmerd; wellicht het knekel-, pesthuisje of iets dergelijks, in den voormaligen tuin der Minderbroeders gelegen. () | 47 |
Dit huis wordt door de Gebroeders Mosmans in hun hiervoren reeds aangehaald werk genoemd de Blaasbalg, doch dit is het niet. De Blaasbalg was het daar naast staand huis, dat Wouter en Clara, kinderen van Henrick Wouterszn van Cueringhen, 21 Januari 1606, als wanneer het werd gezegd te staan aan de straat, tendens a ponte dicto des Abtsbrugge versus forum piscium, tusschen het huis, genaamd het Torcxhooft 1), Vischmarktwaarts ex uno latere en een ledig erf van Philips Sanders Christoffelszoon, gelegen in de richting van het Minderbroederklooster, ex alio latere, verkochten aan Peter, zoon Nicolaas Peterszn, hoedenmaker (pilifex), wiens zoon Nicolaas het 13 December 1633 (Reg. n° 336 f. 100), als wanneer het gezegd werd te staan tusschen dat van Daniel Danielszn van Esch aan de eene zijde en het erf van het convent der Minderbroeders te den Bosch aan de andere zijde, verkocht aan den kramer Jaspar, zoon van wijlen Hendrick Peterszn.
Het hier bedoeld huis, Kruisstraat n° 1, was dat waarvan Barbara Bacx weduwe van mr. Jacob Proening van Deventher in 1572 bij gerechtelijke uitwinning eigenares werd, als wanneer het werd gezegd te staan achter het Minderbroederklooster
| 181 |
tusschen dat klooster ex uno en het huis van Robert van Griethusen, den messenmaker, ex alio en zich achterwaarts uit te strekken tot aan het erf van bedoeld klooster; zij verkocht het in 1582 aan Philips Sanders Christoffelszn voornoemd (Reg. n° 239 f. 88); hij verkocht het 5 Juni 1603 weder aan Dirck Arnolduszn van Meurs, in diens hoedanigheid van pater seu administrator spiritualis van meerbedoeld klooster, waarna deze het 2 Maart 1606 (Reg. n° 302 f. 226 vso) aan hetzelve verkocht; het werd nu gezegd te zijn vacua hereditas seu ortus. Frans Blom, koopman, controleur van de fortificatiën in den Bosch en commissaris van de monsteringen van die stad en hare forten, en mr. Johan Gans, pensionaris van den Bosch, kochten 31 Augustus 1641 van den Raad van State (Reg. n°. 384 f. 677) o.a. het dikwerf bedoeld klooster en daardoor ook gezegde vacua hereditas seu ortus. Een dier koopers zal daarna op dat erf het huis gebouwd hebben, waarvan de rede was bij de verdeeling, welke den 13 Juni 1653 (Reg. n°. 538) tusschen Maria Sprongh 2) weduwe van genoemden Frans Blom en mr. Johan Gans voornoemd plaats had van huysen, landen etc. soo ten Minnebroers, Preeckheeren, Geertruyden, Achter het Klooster van de Tolbrugge en de andere, en dat was dat, hetwelk alstoen genoemd werd het huys daer den pensionaris Berensteyn in woont; het werd daarbij aan genoemde weduwe toebedeeld o.a. onder deze bepaling: ende alsoo het saeltgen off kamerken, staende over het water van de Diese van het huys voormelt, daer Berensteyn inwoont, voor een gedeelte is betimmert ende komende voor het huys, by den Geweldiger bewoont, soo sal hetselue, in sulcke forme als het jegenwoordich staet, mogen blyven met de gerechtkheyt om terselver breete tot aen de straet te mogen timmeren. Van genoemde weduwe of wel, wat het meest waarschijnlijk is, van hare kleindochter, Henrietta Maria Blom, dochter van haren zoon Nicolaas Blom en Elisabeth Wylde, erfde dit huis Leonora Wylde; zij huwde in 1681,
| 182 |
als wanneer zij te den Bosch op het St. Jacobskerkhof woonde, met Diederick Ruysch, commissaris-ordinaris van de monstering en raad van den Bosch, toen woonachtig in de Postelstraat aldaar; hij was weduwnaar van Henrica Elisabeth van Bijstervelt (met wie hij in 1678 getrouwd was). Leonora Wylcle vermaakte hem 26 Maart 1682 ten overstaan van Jolian van Rotterdam, notaris te den Bosch, dit huis, dat daarna van hem geërfd werd door zijne dochter Florentina Ruysch, die in 1705 huwde met Christoffel baron van Galen; deze verkocht het 23 December 1716, als wanneer het omschreven werd als: eene huysinge, erve, coetsliiiys en grooten hof, thans bewoond door Jacob van der Hoeven, heer van Heeswijk en Dinther, oud-president-schepen en raad van den Bosch, staande aan de Kruisstraat tusschen het huis, dat eertijds het Geweldigershuis was en nu de Gans geheeten wordt, eenerzijds en het huis van Jan van Wartenberg anderzijds en zich achterwaarts uitstrekkende van de Kruisstraat tot aan de Nieuwstraat (de Doode Nieuwstraat) langs eenen nieuwen muur, het voorschreven koetshuis aan de eene zijde en met een poortje uitgaande naast het huis de Vijf garstenbrooden aan de andere zijde, aan Anthony de Hee, koopman te den Bosch 3), zoon van Anthony en Allegonda van Wamel 4), | 183 |
de dochter van mr. Johan, apotheker te den Bosch en Margriet de Helt genaamd Colen. Zijne vrouw was afkomstig van Luik en heette Maria Agnes Burette; hij was met haar 9 Mei 1716 te den Bosch ondertrouwd en verwekte bij haar verscheidene kinderen, van wie een 17 Juni 1718 in het R.K. bedehuis van St Jan te den Bosch gedoopt werd en daarbij de voornamen Aldegundis Beatrix ontving; wellicht was zij dezelfde als Beatrix Elisabeth de Hee, die met hare zuster Maria dit huis van hem erfde; deze gezusters kochten daarbij van Johannes en Hendricus Wartenberg, zonen van Gerardus, 9 Mei 1783 (Reg. n° 601 f. 182) aan het huis, dat als gezegd de Blaasbalg heette en nu genummerd is Kruisstraat 3 5) ; deze beide huizen kwamen ten slotte alleen aan Beatrix Elisabeth de Hee, van wie ze erfde Jean Charles de Meester, woonachtig te St. Truijen; deze verkocht ze 8 Mei 1804 aan Victor Andreas van Rijckevorsel, wijnkooper te den Bosch. 6)
Genoemde Victor Andreas van Rijckevorsel speelde in den Bosch eene groote politieke rol, daar hij aldaar na 1820 het hoofd was van de gouvernementeele partij 7). Hij stierf kinderloos op zijn buitengoed Beukenhorst onder Vught 2 Augustus 1855. Zijne erven verkochten in 1866 de beide laatst bedoelde huizen aan Auguste van Lanschot, oud-agent der Nederlandsche Bank te den Bosch, den kleinzoon van Franciscus van Lanschot en Jacoba Catharina van Rijckevorsel, die de dochter was van Augustinus Tilmanus en Maria Barbara van Leempoel.
| 184 |
Noten | |
1. | Bij eene Bossche Schepenakte van 1771 (Reg. n° 582 f. 357 verso) verkocht Wouter van den Endepoel dit huis, dat toen nog het Turkshoofd heette en gezegd werd te staan tusschen dat van Gerard Wartenberg ex uno en dat der erven Martinus van Someren ex alio, en zich achterwaarts uit te strekken tot aan het erf der juffrouwen de Hee, aan Mathea Sopers weduwe van Cornelis van Warmont. |
2. | In de van die scheiding opgemaakte akte wordt gezegd, dat haar schoonvader was Johan Pennis. |
3. | Blijkens eene Bossche Schepenakte van 29 Mei 1624 (Reg. n° 360 f. 402) had Jan Janszn de Hee (ook wel genaamd van Luydick) ,,zwaardveger", van zijne eerste vrouw Henricksken, dochter van Reynder Henrickszn van Lennich genaamd van Reys (wiens overige kinderen waren: Jacob, mr. Willem, raad en pensionaris van den Bosch en Hillegond, echtgenoote van mi*. Jacob, zoon van mr. Jacob Casseyer) deze kinderen: a. Reinier, priester, baccalaurus in de H. Godgeleerdheid en pastoor van Maren en Kessel; b. Jacob (die tot zoon had Adriaan de Hee, in 1644 nog onmondig); c. Francijntken huisvrouw van Nicolaas van Empel Adriaanszoon; d. Maryken, huisvrouw van Abraham, zoon van Herman Anthoniszoon van der Moeien; e. Gatharina, huisvrouw van Henrick, zoon van Gijsmaer Adriaanszoon van Meerwijk; f. Jenneken, begijn op het Groot Begijnhof te den Bosch; g. Geertruid; h. Jan. De sub a—g vermelde kinderen verkochten bij die akte aan hunnen broeder Jan 7/8 in het huis, genaamd de IJzeren man, staande aan de Zadelstraat (thans de Schapenmarkt) te den Bosch. Theodora Maria de Hee, zuster van genoemden Anthony, huwde met mr. Paulus Suyskens, advocaat te den Bosch, II. K. gedoopt aldaar 22 Februari 1670 als zoon van mr. Lambertus en Maria Elisabeth van Beughem. |
4. | Zij was met hem te den Bosch getrouwd 9 Juli 1673. |
5. | Jan van Wartenberg, paruikier te den Bosch, had het 26 Mei 1716 (Reg. n° 531 f. 256) gekocht van Catharina van Couverden wed. van Dirck Huysbergen, koopman te Rotterdam. |
6. | Over den toenmaligen omvang zijner wijnzaak zie men Reg. n° 600 f. 78 en 80. |
7. | Taxandria XII p. 7. |